Literatuur
- Haslinghuis, E.J. & H. Janse , Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 19973e druk, sterk uitgebreid/1e druk: 1953 [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin "Bast": blz.: 60 ("boomschors, meestal van de eik, waarmee steigerhout aan elkaar verbonden werd [...]")
- Kruyskamp, C., Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal. 's-Gravenhage (Nijhoff), 19618e druk. [2632 blz. ISBN -]. Hierin "Bast": blz. 195 (1e betekenis: "m. (-en) (plantk.) laag die de schors van het hout scheidt; ook als stofnaam: een touw van bast; in het dagelijks gebruik ook: schors (met inbegrip van de bast of niet)" - dit is de relevante tekst volledig).
- Meer, P. van der & F. Baur & P.Fr.L. Engelbregt (red.), De Katholieke Encyclopaedie, deel 4. Amsterdam (Joost van den Vondel) & Antwerpen (Standaard-Boekhandel), 1950 2e druk. [480 blz., gepagineerd in kolommen. ISBN -]. Hierin "Bast": kolom 82-83 ("(plantk.), phloeem, ook wel leptoom of cribraal (zeef) gedeelte genoemd, is dat deel van de vaatbundel, waarin de zeefvaten gevonden worden. [...] Zij dienen voor het vervoer naar de groeitoppen en bewaarplaatsen van reservevoedsel van organische, in de bladeren gevormde voedingsstoffen (neergaande sapstroom). [...] Naast de zeefvaten komen in de bast meestal ook bastvezels voor. Dit zijn langgerekte spoelvormige cellen, zonder protoplasten en met verdikte wanden. Ze zijn weinig rekbaar, maar zeer buigzaam [...] Deze langere zijn dan ook zeer geschikt voor de fabricage van weefsels (linnen, touw, neteldoek). [...] De mergstraalcellen voeren stoffen van de bast naar het hout. De grens van de secundaire bast is naar binnen het cambium, waaruit hij door deling ontstaat, en naar buiten de schors.")